-
1 place
n. plaats; plaats (in maatschappij, werk etc.); taak--------v. plaatsen; neerzetten; aanstellen; thuisbrengenplace1[ plees]4 stand ⇒ rang, positie♦voorbeelden:come round to my place some time • kom eens (bij mij) langs〈 spreekwoord〉 there's no place like home • zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens2 place of worship • kerk, kapel4 know one's place • zijn plaats kennen/weten♦voorbeelden:fall into place • duidelijk zijnlay/set a place for someone • voor iemand dekken〈 figuurlijk〉 put/keep someone in his (proper) place • iemand op zijn plaats zetten/houdentake your places • neem uw plaatsen inin places • hier en daar————————place2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:place an order for goods • goederen bestellenplace a telephone-call • een telefoongesprek aanvragen -
2 adjourn
v. afsluiten (van een vergadering); uitstellen; naar andere plaats gaan, van plaats verwisselen[ ədzjə:n]II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 swap
n. ruil--------v. ruilen, uitwisselen♦voorbeelden:————————〈werkwoord; swapped〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:swap over/round • van plaats verwisselenswap for • (in)ruilen tegenswap something with someone • iets met iemand ruilen -
4 change places with someone
-
5 swap over/round
swap over/round -
6 switch
n. schakelaar, overgaan (tot); (in computers) parameter die nodig is om een progamma in werking te stellen door het geven van een opdracht aan het DOS of UNIX besturingssysteem--------v. wisselen, verwisselen; slaanswitch1[ switsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 omkeer ⇒ ommezwaai, verandering————————switch23 meppen ⇒ slaan, (af)ranselen♦voorbeelden:switch a train to another track • een trein op een ander spoor zettenswitch through (to) • doorverbindenswitch to • overgaan naar/opII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ switch on switch on/ -
7 shift
n. werkploeg; ; beweging; verschuiving; verandering; verwisseling; (het) overbrengen; verhuizing; list--------v. verschuiven, verplaatsen; verwisselenshift1[ sjift] 〈 zelfstandig naamwoord〉5 hemdjurk♦voorbeelden:¶ make shift • zich behelpen, zichzelf zien te reddenmake shift without • het stellen zonder————————shift21 van plaats veranderen ⇒ zich verplaatsen, schuiven3 zich redden ⇒ zich behelpen, het klaarspelen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verplaatsen ⇒ verschuiven, verzetten♦voorbeelden:shift the helm • het roer omgooien
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский